Melancholie, huiswerk en Elena het rampzalige navigatietoestel
Momenteel is het vijf uur ’s nachts in Suriname. Dat wil zeggen dat het in Europa al tien uur in de ochtend is. De scheiding tussen dag en nacht is flinterdun geworden de voorbije maanden. Waarom acht uur aan één stuk slapen? Waarom doen we niet gewoon af en toe een dutje als we daar zin in hebben? De nacht geeft een koelte en een heldere gedachtestroom die overdag uitblijft. Ik hou van het moment dat het avondroos verdwijnt en dat de maan zich als een kommetje aan de hemel schuift. Klaar om tranen, heimwee en vredige herinneringen op te vangen van slapeloze wezens.
Het leven hier is nog steeds een heerlijkheid, en kent een intensiteit waarvan ik de oorsprong nog steeds niet kan aanduiden. De voorbije weken bestonden vooral uit huiswerkmomenten en gezellige avondjes samenzijn. Zo spendeerde ik deze weken heel wat tijd aan het afnemen van interviews in de stad: ik sprak mensen aan en deed een heel gesprek met hen. Voor ik het wist, was ik vijf uur van huis! Ik ontmoette straatventers, een peuterleidster, een jonge artiest, een dame die inheemse kleding maakt, een kralenreigster, een taxichauffeur, een zwerver…
Af en toe is er overdag nog wel tijd over om andere dingen te doen. Zo zetten we voorbije vrijdag onze fietsen op een bootje en lieten ons afzetten aan de Peperpotplantage: een verlaten koffie- en cacaoplantage. De verroeste machines, opengelaten kastjes met aangeslagen, glazen flesjes en potjes, nonchalant achtergelaten stoelen en peertjes vol spinnenrag vormden een fascinerende wereld, en een paradijs voor fotografen als Shera. Daarna gingen we een kjkje nemen in het natuurgebied van Peperpot, waar WWF weer eens een duidelijke stempel had nagelaten. Daarnaast gingen Bram en ik een rondleiding volgen op Fort Zeelandia: een grappige gids leidde ons rond op de resten van het fort. Het gevecht van de Nederlandse en Engelse soldaten werd een levendig verhaal in ons hoofd. Verder ging ik af en toe wel eens zwemmen in de regen: even vanachter de computer en dan weer terug aan het werk.
Zondagavond moesten we afscheid nemen van Joris en katrijn, wat me achteraf in een melancholische bui heeft gebracht. We gingen samen eten in het pannenkoekenhuisje, gingen gezellig op bezoek bij de priester van de paasmis (die lang vertelde en ongelooflijk inspirerend was), vervolgden ons avondje in de Zanzibar en daarna in een klein cafeetje dat uitgebaat werd door een Hollandse dame die poepeloere zat was. Het vertrek van Joris en Katrijn liet een gevoel van leegte en gemis achter dat me met een lange, trieste blik naar het witte kommetje in de lucht liet kijken.
Verder waren onze avonden altijd goed gevuld: we vierden Steffen zijn verjaardag, gingen eens naar een Surinaamse film, hielden een gezellig momentje aan de waterkant, genoten van het eten bij Sarina’s of van kok Joren (die ongelooflijk goed cassave met pindasaus, boontjes en steak kan maken), trakteerden onszelf op een avondje poolen (had ik nog nooit in mijn leven gedaan, was echt heel leuk), namen een kijkje in een Surinaamse karaokebar, en voegden onszelf bij een groepje Surinaamse bowlers die het geen probleem vonden dat we een spelletje meespeelden.
s’ Avonds ga ik nog steeds trouw naar de avondles. Ik kijk steeds meer uit naar de lessen, en ze worden ook steeds leuker. Ik kan niet geloven hoe goed ik me thuis voel bij de Surinaamse studenten. Soms heb ik spierpijn in mijn buik van het lachen, als ik naar huis ga. Ze zijn allemaal ongelooflijk gezellig, grappig, getalenteerd en lief. Donderdagavond ga ik het allerliefst: voor de lessen kunstgeschiedenis en filosofie. Onze leerkracht van 67 jaar oud kan zo gepassioneerd vertellen over kunstenaars, Surinamer zijn… dat het oude, houten gebouw waarin we de lessen krijgen nog meer gevuld wordt met een magie die me soms liet denken: op dit moment wil ik nergens anders in de hele wereld zijn dan hier.
En toen brak er weer een nieuw weekend aan, waarin we weer superveel zin hadden in een nieuw avontuur. Deze keer besloten Bram en ik om het heft zelf in handen te nemen: we huurden een auto en kozen zelf de plekjes die we wilden zien.
Ons avontuur begon al bij het eerste uur van ons vertrek: stortende regen. En daarbij nog eens de pech dat de kanoverhuurder waarmee we een afspraakje hadden niets van zich liet horen. We besloten ons er niet van aan te trekken en reden naar een marrondorp in de buurt. Maronnen zijn half-inheemse mensen: het nageslacht van weggelopen slaven die in kleine dorpjes buiten de stad wonen. Het zijn geen indianen, maar ze hebben we een gelijkaardige levenswijze, namelijk met heel primitieve huisjes (houten hutjes met bladerbedekking of golfplaten), kano’s aan de rivier waarmee vissen worden gevangen voor het avondeten, soms een traditionele klederdracht, eigen godsdienstige rituele etc. Het voelde ongelooflijk verkeerd om met het autootje in het dorp te rijden en als een stel toeristen in de zoo ‘eens te gaan rondkijken’.
Gelukkig zijn de mensen daar nieuwsgierige stagairs gewend en werden we meteen opgevangen. Een groepje van zeven springerige meisjes stelden meteen voor om ons rond te leiden in het dorp: ze sleepten ons door de modder naar de rivier, lieten ons kennis maken met de dorpskapitein, toonden ons een vreemd ritueel, toonden ons hun schooltje en hun klimtalenten. Het was heerlijk om die meisjes bezig te zien: hun vrolijke lach, hun modderige voeten waar ze zich helemaal niet aan stoorden, de leuke vlechtjes en pareltjes in hun haar, hun nieuwsgierigheid (Wonen jullie in Paramaribo? Gaan jullie hier blijven slapen? Zijn jullie man en vrouw of alleen ‘mati’s’?). Tegen het einde van onze leuke tijd in Santigron gebeurde er echter iets wat ons allebei erg teleurstelde: één van de meisjes vroeg hoeveel we hen zouden betalen. We overlegden even en vonden het geen goed plan mee te gaan in de overgewaaide kapitalistische trekjes. We vonden een andere oplossing om de meisjes te bedanken: we zochten een leuk plekje uit en gingen samen een minipicknick doen met sap, cassavechips en bakovenchips.
Nadat we afscheid genomen hadden van de meisjes waren de meeste wolken weg, en besloten we om te profiteren van het autootje. We bezochten een aantal kreekjes: Parabello en Carolina kreek, en zochten in Zanderij een warung (een Surinaams restaurantje) waar we bakabana’s met pindasaus, cassave (gefrituurde wanna-be-aardappelachtigen), bakeljauw (hééééle zoute vis), rijst en kip met claroeng (een soort bladgroente) bestelden. Véél te véél natuurlijk, maar zoals altijd hier in Suriname overheerlijk. Daarna was het de bedoeling dat we naar Colakreek zouden rijden, om te zwemmen en te overnachten. Voor een keertje liet Bram het kaartlezen aan mij over, wat hij beter niet gedaan had, want we zijn dertig kilometer verkeerd gereden en belanden op een zandweg in het midden van de jungle. Toen we daar een man in 4x4 aanspraken en vroegen naar Colakreek, moest die eens lekker lachen: “Colakreek? Dat is helemaal niet hier! Jullie rijden nu naar een houtontginning.” Gelukkig is Bram heel lief en vond hij het helemaal niet erg dat ik hem helemaal de rimboe ingestuurd had. In tegendeel, toen ik hem achteraf vroeg welk moment van de dag hij het leukst vond, antwoordde hij doodleuk: “Toen we verdwaald waren op weg naar Colakreek.”
Toen we uiteindelijk op Colakreek belanden, waren we toch heel blij dat we de moeite nog genomen hadden om helemaal terug te rijden: het water in de kreek stond lekker hoog dankzij de vele regen, en bovendien sliepen we in onze hangmatten negen uur aan één stuk in de lawaaierige stilte van krekels, nachtvogels en roffelende regen die het regenwoud in zich heeft.
Toen we de volgende morgen wakker werden, lag er een lege dag voor ons. We kwamen op het idee om mountainbikes te huren voor een klein prijsje: een uurtje rondfietsen en dan zien wat we zouden doen. We keken met een twijfelende blik naar de fietsen die voor onze neus werden gezet: de remmen bleven hangen, de banden waren plat, hier en daar werd hij vastgeschroefd… Ja, langer dan een uurtje zouden we het vast niet uithouden.
Uiteindelijk zijn we vier uur weggebleven. Al snel hadden we de smaak te pakken: lekker door de modder en de plassen rijden in de zon. We kwamen uit aan de Bersebakreek. Twee Surinamers zaten op een plastieken stoel voor het zandpad dat naar de kreek leidde, en vroegen ons te betalen. We vonden hen verdacht en namen een andere weg, die ons gewoon toestond de kreek te bezoeken zonder dat we moesten betalen.
Plots dook er uit het riet een kano op. Ach, dat hadden we toch graag gedaan de vorige dag, jammer dat die man ons in de steek had gelaten. Bram pierde in het zonlicht en herkende in de kano plots Romano, een Surinamer die hij al eens eerder had ontmoet. Hij was samen met een bende kinderen en Eddy (zijn vriendje?) een tochtje op de kreek aan het maken. We gingen even bij hen zitten, en Bram durfde uiteindelijk vragen of we niet een stukje mochten varen. En het mocht! Een paar keer belandden we tussen het riet, een andere keer brak Bram zijn peddel, en één keer botsten we tegen een andere boot. Voor de rest ging alles prima gedurende dat halfuur.
Onze terugtocht op de mountainbike was avontuurlijker dan we hadden verwacht: we besloten om een binnenwegje te nemen. Het was een heel smal padje tussen de dichte begroeiing. Af en toe moesten we door een meterslange plas die soms tot aan het stuur van onze fietsen kwam, en één keer strandden we op een erf van een binnenlander met een grommende hond. Maar voor de rest ging alles uitstekend.
Terug op Colakreek deden we nog een lekker relaxnamiddagje met een bende andere stagiaires, en werden we uitgenodigd door Surinamers om mee te picknicken.
Het was een heerlijk weekend. Opnieuw een herinnering om nog laaang van na te genieten. Dat heb ik voor een groot deel te danken aan Bram, natuurlijk. Die een feilloos oriëntatie-instinct heeft, zich ongelooflijk verdiept had in de mooie plekjes van het gebied en veilig kan autorijden.
Joren, Steffen, Sofie en ik zullen binnen een week naar huis gaan met een schat aan herinneringen die op de dag dat we oud en versleten zijn, scherp in onze hersenen zullen zitten, en ongetwijfeld een paar tranen tevoorschijn zullen toveren in onze ooghoeken.